In een volledig witte kamer staat een jongen naast zijn rector. Ze kijken naar drie voorwerpen: de gipsen buste van een heilige, een hellende plank en een grote, glazen bol. Wanneer de rector de glazen bol een duwtje geeft, rolt die in een rechte lijn de plank af, en knalt hij met een verwoestende klap tegen de buste aan. Is de glazen bol verantwoordelijk voor de ravage die hij aanricht? Nee, antwoordt de jongen, want de bol kan niet anders dan naar beneden rollen: hij heeft geen keuze. En de mens dan, luidt het weerwoord van de rector, in hoeverre heeft hij keuze in het leven? Een buste, een plank en een bol, meer dan deze drie voorwerpen heeft Bernard Beckett niet nodig duidelijk te maken waar zijn personages gedurende het boek mee worstelen: heeft de mens een vrije wil?
Niets verradend over de filosofische aard van het boek, begint het verhaal met een simpel auto-ongeluk. De opbouw is weinig vernieuwend, maar wel doeltreffend: een jongen en een meisje slaan over de kop en komen bekneld te zitten in de auto, niet wetend of iemand hen zal komen redden. Om de tijd te doden vertellen ze elkaar hun verhaal, balancerend op de rand van een ravijn. Terwijl de uren vorderen en de pagina’s verstrijken, blijkt dat hun levens onontkoombaar met elkaar vervlochten zijn, en dat het verhaal stukken minder rechtlijning is dan je in eerste instantie zou vermoeden.
De wereld van Tristan en Grace, de jongen en het meisje in de auto, is er een van religie en gehoorzaamheid aan God. In deze wereld komt Tristan al jong op de prestigieuze Sint Augustinusschool terecht, waar de dagen besteed worden aan gebed en de studie van het heilige boek, maar bovenal aan urenlange vraaggesprekken met de rector. Avond aan avond komen ze terug op die ene kwestie: de vrije wil. Wat betekent het in een door God geschapen wereld dat de mens vrij kan kiezen tussen goed en kwaad? Tristan begaat echter een misstap en zijn tot dan toe voorspelbare leven wordt ruw verstoord. Wat volgt is een bloedstollend experiment van de rector, waarin Tristan het ultieme proefkonijn is: hij moet bewijzen dat de mens wel degelijk een vrije wil heeft.
Dat het boek niet uitmondt in eeuwige cirkelredenaties over het wel-of-niet bestaan van de vrije wil is te danken aan het personage van Grace, dat ver afstaat van de intellectuele wereld van Tristan. Ook zij groeit op in een wereld die beheerst wordt door religie, maar in het klooster waar ze leeft, worden geen vragen geduld. Waar Tristan zichzelf gek maakt met filosofische redenaties en overpeinzingen, is het Grace die de kwestie van de vrije wil, en impliciet het hele boek, relativeert. “’Denk je nu heus dat mensen buiten het Sint-Augustinus nadenken over de vrijheid en hun wil?’ tartte ze. ‘Denk je dat het anderen een moer kan schelen?’”. Hiermee heeft Beckett een mooie manier gevonden om tegenwicht te bieden aan de filosofische benaderingen van Tristan. Bovendien laat Beckett zien ook niet wars te zijn van zelfspot: hij is immers degene die een heel boek over de vrije wil heeft geschreven.
Terug naar het boek. Net als Tristan begaat ook Grace een misstap, waar ze voor moet boeten door het kloosterleven vaarwel te zeggen. Plotseling moet ze overleven in de harde realiteit van een leven zonder zekerheid. Er blijkt er een wereld te bestaan buiten de bekende, gestructureerde wereld van de religie; een hardvochtige plek waar het individualisme overheerst. Welke keuzes maak je? En maak je die vrijwillig, of wordt je gedwongen door de omstandigheden?
En dan, langzaam maar zeker, komen de verhaallijnen van Tristan en Grace bij elkaar, totdat ze uiteindelijk terechtkomen in de auto die op de kop aan de rand van een ravijn balanceert. De cirkel is rond, maar de vragen onbeantwoord: zijn ze door een samenspel van individuele keuzen in de auto beland, of was het voorbestemd? En zo ja, door wie? Hebben Tristan en Grace eigenlijk nog wel iets te zeggen over hun leven, of zijn ze niets meer dan grote glazen bollen die regelrecht de afgrond in rollen?
Door het sublieme slotakkoord vergeef je Bernard Beckett direct de simpele opzet van het boek. Ondanks de bekende “twee personen zitten vast en door flashbacks leren we hun voorgeschiedenis te kennen”-formule, heeft Beckett een waanzinnig meeslepende filosofische roman geschreven. Over de wil en willekeur van het leven, en bovenal over de mythe van de vrije wil. Want uiteindelijk zijn Grace en Tristan niets meer en minder dan proefkonijnen in Beckett’s boek, en is het aan de lezer zelf om te beslissen of hij nou wel of niet bestaat, die vrije wil.
Deze recensie is geschreven door Nienke Zoetbrood, 20 jaar, student te Utrecht.
Willoos / Bernard Beckett / vertaald door Tjalling Bos / Uitgeverij Lemniscaat / 2013 / 220 pag. / ISBN 9789047704782