Björn houdt van orde en regelmaat. Zijn nieuwe baan bij de Instantie biedt hem de mogelijkheid om een plan uit te stippelen om hogerop te raken. Hij deelt zijn werkdag in in blokken van zestig minuten: een vijfenvijftigminutenperiode van doorwerken, en dan vijf minuten voor koffie of een sanitaire stop. Inefficiënte en keuvelende collega’s irriteren hem mateloos.
In zijn tweede werkweek ontdekt Björn de kamer. Op zoek naar de toiletten, opent hij de verkeerde deur en ziet en klein kamertje voor zich. Hij besteedt er geen aandacht aan: “Ik deed de deur open en dicht. Meer niet.” De tweede keer dat Björn de deur opent, op zoek naar kopieerpapier, betreedt hij de kamer. Alle meubels en spullen in de kamer staan recht en ordelijk en Björn voelt dat hij in de kamer rustig en helder kan denken. Vanaf dat moment betreedt Björn regelmatig de kamer.
Hierna stapelen de vervreemdende gebeurtenissen zich op. Björn ontdekt een schijnbare onmogelijkheid in de architectuur van het gebouw; de muur van de gang waar het kamertje zich in bevindt is niet lang genoeg om het kamertje te bevatten. Dan wordt hij ook nog door de chef van zijn afdeling op het matje geroepen, omdat zijn collega’s over hem geklaagd hebben. Ze vinden Björn een rare snuiter, omdat hij vaak minutenlang uitdrukkingloos naar een witte muur naast de toiletten staat te staren. Björn is ervan overtuigd dat dit een vuil complot is om hem weg te pesten.
Een minimalistisch verhaal, en het intrigeert. De lezer is eerst geneigd om Björn te geloven – maar gaandeweg wordt duidelijk dat hij geen betrouwbare verteller is. Is Björn gek? Is de kamer een afspiegeling van zijn eigen verstand, zijn eigen brein? Ik-persoon Björn twijfelt er niet aan dat hij bij zijn volle verstand is, wat een benauwend verhaal oplevert van een man die probeert te bewijzen dat hij niet gek is, wat zijn omgeving ook zegt. En dat tegen de haast dystopische achtergrond van de anonieme Instantie die zijn werknemers basisteksten van Onderzoekers laat verwerken waarvan niemand werkelijk weet wat het te betekenen heeft. Een uitzichtloos, routinematig ambtenaarsbestaan, lijkt het – om die reden werd
De kamer
al meermaals vergeleken met Kafka’s
Het proces
.
De kamer
is inderdaad net zo vervreemdend als voorgenoemd boek, maar komt minder nachtmerrie-achtig over. In
Het proces
lijkt iedereen gek te zijn, en bevindt de hoofdpersoon zich in een droomwerkelijkheid waarin zelfs de fysieke wereld van het een op het andere moment kan veranderen. In
De kamer
is het spanningsveld tussen werkelijkheid en waan veel subtieler. Björns collega’s komen over als heel normale mensen, die in de koffiepauze een praatje maken en een personeelsfeestje houden. Het is vooral Björn die een buitenstaander is, en regelmatig zelfs een zelfingenomen perfectionist die weinig sympathie weet op te wekken. Hij lijkt zelf in ieder geval overtuigd van zijn superioriteit: “Beperkte mensen zien de wereld niet zoals die eruitziet. Ze zien alleen wat ze zelf willen zien.” Of slaat dit juist op Björn zelf, die de kamer ziet omdat hij hem wil zien?
Deze novelle van toneelschrijver en acteur Jonas Karlsson biedt veel stof tot nadenken. Over werkelijkheid en onwerkelijkheid, over gek zijn en de (on)mogelijkheid om te bewijzen dat je dat niet bent, maar ook, zij het op een zijspoor, over de bureaucratie. Beschreven in een kraakheldere stijl zonder opsmuk –korte hoofdstukken, to-the-point-zinnen–, komen al deze thema’s aan bod zonder dat de moraal er te dik bovenop ligt.
Deze recensie is geschreven door Aline Douma, 21 jaar, student Communicatie- en informatiewetenschappen en Engels te Groningen
De kamer (origineel: Rummet) / Jonas Karlsson / Vertaler: Geri de Boer / Uitgeverij Signatuur / Jaar van verschijnen: 2014 (origineel: 2009) / 152 pag./ ISBN 9789056724962