‘De muze en het meisje’ is de debuutroman van auteur en improvisatieactrice, Katrijn Van Bouwel (1981). Een verhaal over liefde, vriendschap en familie: drie woorden die het verhaal in één slag samenvatten. Of hoe Van Bouwel met haar meeslepende debuutroman 2016 in stijl weet af te ronden om tegelijkertijd 2017 veelbelovend te starten!
Hier lacht men niet! God ziet u
Het verhaal van Mila, een jonge vrouw, is opgedeeld in de vier seizoenen: het begint met de herfst en eindigt met de zomer. Het seizoen karakteriseert het verhaal, het verhaal over de zoektocht van Mila naar de eeuwigheid. Ze wil vereeuwigd worden en niets kan haar ervan weerhouden haar doel te bereiken, althans dat is wat ze nietsvermoedend verwacht. Ze begint met naakt poseren in de hoop de eeuwigheid te bereiken.
Osteoporose van de liefde
In het begin spreekt het verhaal mij aan. Het is nog niet duidelijk welke richting het verhaal zal uitgaan. Mila zoekt haar weg en dat doet de lezer in zekere zin ook. Deze onvoorspelbare waarde heeft een meerwaarde. Het verhaal is op dit moment nog interessant. Na een aantal hoofdstukken daarentegen wordt het verhaal voorspelbaar en cliché. Een melig liefdesverhaal dat perfect het scenario van een seizoen van de Duitse soap ‘Sturm der Liebe’ zou kunnen zijn. Wanneer de liefde aanwezig is, spat het er ook langs alle kanten van af. Wanneer de liefde plots ineens niet meer aanwezig is, is het ook alsof de wereld is vergaan. Twee extremen. Daar is niet per se iets mis mee, maar het stoort mij in het verhaal wel. Daar moet echter een kanttekening bij gemaakt worden, want het verhaal heeft – vermoedelijk voor veel lezers – wel een herkenbare waarde. Veel lezers zullen de liefde hebben gekend en mogelijk ook weer zijn verloren, elk op zijn manier: de ene persoon zal deze extremen hebben ervaren, de andere zal dit misschien op een andere manier hebben beleefd. Maar de liefde is een herkenbaar onderwerp, en elke lezer zal deze herkenbaarheid op zijn manier invullen. En desondanks het extreme mij regelmatig stoort, herken ik mezelf ook bij bepaalde fragmenten. Zo blijft het boek evenzeer een boek dat ook mij niet koud laat: van irritatie naar het meevoelen met de personages in het verhaal.
Wat ik heel fijn vind aan het boek zijn de leuke zinnetjes. Al vanaf de eerste bladzijde ben ik een fan van haar – eerder Barokke – schrijfwijze en dat resulteert in een boek vol post-its. De manier waarop ze alles piekfijn beschrijft en gebruik maakt van metaforen laat je als het ware in de huid van Mila kruipen. Het is alsof je zelf voelt wat Mila voelt en het moment ervaart zoals zij het ervaart. Dit komt ook doordat het verhaal voornamelijk bestaat uit een omschrijving van de gedachten van Mila. Van Bouwel maakt ook regelmatig gebruik van moeilijkere woorden. Ik kan me voorstellen dat er lezers zijn die dit minder fijn vinden om te lezen, maar mij stoort het niet (integendeel, mijn woordenschat is weer een tikkeltje uitgebreid). Bovendien vind ik niet dat het het boek moeilijker maakt om te lezen. Kortom, de schrijfstijl van Katrijn Van Bouwel kan voor de lezer volgens mij twee dingen betekenen: ofwel vind je het absoluut niets, ofwel ben je er helemaal weg van. Ik behoor alvast tot die laatste categorie!
“‘Vanitas vanitatum, et omnia vanitas’ zegt een of andere prediker. IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. Een kil beseft dringt zich op. Hoe kon ik het niet zien. Ik was nooit de Venus op een schilderij, maar het insect dat op het fruit kroop, de gedoofde kaars, de verwelkte bloem. Geen symbool van liefde en eeuwigheid, maar van sterfelijkheid en leegte. Ik heb de verkeerde weg gekozen: die van het blozende vlees, terwijl ik die van het opalen gebeente had moeten kiezen. De schedel, niet de schede.”
En nog een leuk weetje… Wie wilt proeven van het verhaal alvorens het te boek te lezen kan op de website van Van Bouwel (zie:
) enkele luisterfragmenten van ‘De muze en het meisje’ terugvinden. Een absolute aanrader!
Drie op vijf
De muze en het meisje / Katrijn Van Bouwel / Prometheus / 2016 / 220 pagina’s / ISBN 978 90 446 3108 1