Deze recensie kwam zomaar binnendwarrelen op 11 september, met dank aan Nienke! Een recensie die je nieuwsgierig maakt naar een vrijwel onbekend boek. Met als uitsmijter de trailer van de documentaire/film waar Nienke naar verwijst in haar bespreking.

Dansen boven de stad – Let the Great World Spin – Colum McCann

Plotseling ziet iemand het. Verschrikt slaat ze een hand voor haar mond. Steeds meer mensen wijzen ernaar, stoten elkaar aan. Daar, hoog boven de drukke straten van New York, staat een man op het dak. Aan de voet van het hoogste gebouw van de wereld verzamelt zich een angstige menigte, wachtend op het moment dat de man van de toren zal springen. “Doe het dan, sukkel!” schreeuwt een man ongeduldig uit het raam. Maar de man springt niet. Stapje voor stapje komt hij dichter bij de rand, en zet dat een voet naast het gebouw. En nog een.

Het is 1974 en in de vroegte van een doordeweekse dag danst Philippe Petit over een koord dat gespannen is tussen de twee torens van het World Trade Centre. Hoewel de Fransman eventjes wereldnieuws is, wordt zijn ‘wandeling’ echter weer snel vergeten. Totdat op 11 september 2001 twee vliegtuigen in diezelfde torens vliegen.  Wat volgt is een nostalgische klopjacht naar verhalen over de Twin Towers, en zo komt Petit’s koorddans act weer in de belangstelling te staan. Eerst was er de Oscarwinnende documentaire Man on Wire (uit 2008, aanrader!), en nu het even succesvolle Let the Great World Spin. Toch gaat het boek niet over de koorddanser, Petit’s naam wordt in het verhaal zelfs nooit genoemd. Zijn balanceer-act is eerder het glas-in-lood dat deze raamvertelling bij elkaar houdt. En vormt natuurlijk een ultieme paradox: kalm balanceert hij tussen de torens die jaren later gewelddadig vernietigd worden, ver boven de krioelende stad met al haar bewoners. Want dat is waar het boek in

werkelijkheid over gaat: de levens van verschillende mensen, verhalen die elkaar kruisen, veranderen en verstrengeld raken.

We beginnen in een Iers kustplaatsje aan de overkant van de oceaan, waar Ciaran ons vertelt over zijn vreemde broer; Corrigan.  Corrigan zit namelijk liever bij de dronkenlappen op het plein dan op school, en talloze keren geeft hij zijn kleren weg aan de daklozen op straat. Al snel gaat hij als monnik  door het leven en het duurt niet lang tot hij zijn roeping heeft gevonden: hij gaat naar de Bronx. In New Yorks beruchtste achterbuurt probeert hij het leven wat draaglijker te maken, en dus brengt hij koffie naar de zwarte hoertjes en mogen ze in zijn troosteloze appartementje naar de wc. Langzaam raak je verstrikt in een steeds groter web van verhalen; als een dominosteen die telkens een andere steen in werking zet, val je van het ene verhaal in het volgende. Iedere verteller komt slechts eenmaal aan het woord, maar toch vormt het een duidelijk geheel.

En dus lees je over het zwarte hoertje Jazzlyn en haar moeder (ook hoer) die er van overtuigd was dat haar dochter later nooit in bikini langs de straten zou paraderen. Over Ciaran, die van zijn broer houdt, maar niet kan begrijpen waarom hij in hemelsnaam in de Bronx blijft. Over de

upperclass

huisvrouw die  de dood van haar zoon probeert te verwerken, de rechter die zich dag na dag verbaast over het schorriemorrie dat

de stad bewoont, de jonge kunstenares die een dodelijke aanrijding ongedaan probeert te maken. Een Guatemalteekse verpleegster. Een jongen die, gefascineerd door de ondergrondse graffiti, levensgevaarlijke toeren uithaalt om ze te fotograferen. Het web van verhalen breidt zich steeds verder uit, maar iedere verhaallijn maakt het boek sterker. En nog belangrijker: elke verhaallijn is even boeiend, iets wat nog wel eens fout wil gaan met een raamvertelling (“maar ik  wil juist weten wat er met die ánder gebeurt!”). Het enige zwakkere verhaal dat van Jazzlyns moeder;

de zogenaamd originele manier om haar platte accent duidelijk te maken, werkt juist averechts en leidt de aandacht af van het verhaal. Daar staat tegenover dat het boek bol staat van sterke verhaallijnen, die op knappe wijze met elkaar verbonden zijn. Al met al is het een indrukwekkende vertelling, een ode aan een veelzijdige stad. En de Franse acrobaat beschouwt het allemaal van bovenaf, dansend op zijn koord.

Deze recensie is gemaakt de Nienke Zoetbrood, 20 jaar, student in Utrecht.