Hij overleed tijdens de landing. Op een vlucht richting Nederland ontmoet een jonge Nederlandse vrouw een oude Spaanse man met een curieus zwart doosje. Bij aankomst besluit de vrouw het doosje mee te nemen, nieuwsgierig en met het voorgevoel dat dit niet zomaar is gebeurd – misschien is het doosje wel voor haar bestemd, ook al had de man haar verteld het voor zijn zoons te hebben meegenomen. In de jaren ’60 had hij al eens een reis naar Nederland gemaakt toen hij de kans kreeg als gastarbeider in de Philipsfabriek te werken. Daar ontmoette hij Willemien, de vrouw die de liefde van zijn leven werd en met wie hij drie kinderen kreeg. Dat zij begreep dat hij zich na al die jaren nog steeds ontheemd kon voelen, en met haar schilderkunst zei wat hij niet onder woorden kon brengen, maakte dat zijn liefde voor haar onvoorwaardelijk was. Na haar dood heeft hij lange tijd niet geweten wat te doen en waar te moeten zijn – hij maakte een reis zonder doel. De jonge vrouw heeft wel een doel: al jaren zoekt ze mensen op die op de lijst van honderd namen staan, op zoek naar die ene persoon die ze nodig heeft om verder te kunnen. Maar bestaat hij wel? Of is het de fantasie van een jong meisje? Wat heeft het zwarte doosje met haar zoektocht te maken? Laia Fàbregas schreef twee ontroerende verhalen over eenzaamheid, liefde, toeval, geluk en ongeluk en reizen – over twee mensen die elkaar tegenkomen omdat ze elkaar nodig hebben: de één om bij de eindbestemming aan te komen, de ander om eindelijk te kunnen beginnen.
Deze recensie is een bijdrage van Dorothée Postel.