April 1, 2019
“Waar ze vandaan komen en met hoeveel ze zijn, lijkt niemand te weten.”
Het Westen wordt overspoeld door de anonieme stroom aan vluchtelingen. De groep vreemdelingen wordt steeds groter en tolerantie slaat al snel om in haar tegendeel, de overheid weet geen raad en de burgers proberen het heft in eigen handen te nemen: hoewel wel de gelijkenis met de actualiteit niet te missen is, was de eerste publicatie van
De ontelbaren
van het schrijversduo Elvis Peeters al in 2005. Destijds dystopisch, nu haast profetisch: “De beslissende gebeurtenissen speelden zich hier af, daarop moesten zij zich voorbereiden, wat aan de grenzen gebeurde was een schreeuw waarvan hen alleen de nagalm bereikte.” (p. 102)
Het verhaal begint met het perspectief van één van de vluchtelingen. Een naam krijgen we niet, een nationaliteit of andere identiteitsgegevens evenmin. De aangenomen anonimiteit vergroot de afstand tussen lezer en personage: alles wordt feitelijk en ogenschijnlijk oppervlakkig verteld, bijna documentarisch. Wanneer we in het laatste deel van het boek weer lezen over een vluchteling, is het voor de lezer niet duidelijk of het hier een en dezelfde persoon betreft, alsof er geen individuen in de groep van ontelbaren zijn.
In een ander deel bevinden we ons onder de burgers, de bezitters. Machteloos kijken ze toe terwijl de vreemdelingen – bezetters? – zich vestigen op hún grondgebied en uiteindelijk zelfs in hun huizen. Deze kant van het verhaal, waarin we de westerlingen volgen, beslaat het grootste deel van het boek: daar waar de lezer een boek over vluchtelingen zou verwachten, lijkt er meer aandacht te zijn voor de manier waarop bewoners op hun komst reageren. Wordt ons hier een spiegel voor gehouden?
“Wat zou jij doen in hun plaats? Dat was het ergste, dat je wist wat jij in hun plaats zou doen nu het zover was.” (p. 15)
Bezitters tegenover bezetters, groep tegen groep, wij-zij: aan de lezers wordt het minimale over de personages vrijgegeven, voldoende om de grote lijnen te volgen, onvoldoende om individuen in een groep van elkaar te onderscheiden – en daarmee voldoende om de personages een oordeel van de lezer te besparen. Hoewel ik de anonimiteit en de afstandelijke omschrijvingen aanvankelijk als frustrerend en enigszins droog heb ervaren (waar was de diepgang?), denk ik uiteindelijk dat de gekozen schrijfstijl essentieel is in het overbrengen van een belangrijke boodschap: bekijk de situatie eens van twee kanten, dan zie je dat de twee groepen eigenlijk niet zo veel van elkaar verschillen.
“De vreemdelingen liepen er vredig bij, ze wisten dat ze zochten, dat ze zouden vinden en dat ze het zouden krijgen, ze zagen met hun eigen ogen dat het allemaal aanwezig was, dat wij het probeerden te verbergen, maar dat ons daarvoor het geduld ontbrak, dat wij hetzelfde wilden als zij, dat het enige verschil was dat wij het al bezaten en als de dood waren het te verliezen en het daarom hardnekkiger vastklampten, zodat hoe meer we het probeerden te loochenen hoe meer het ons verraadde.” (p. 77)
Hugh Mee, een 19-jarige studente Kunstmatige Intelligentie met een passie voor psychologie.
De Ontelbaren, Elvis Peeters, Uitgeverij Podium B.V., ISBN 9789057595523