Het verhaal in het boek van Philip Huff is vlot verteld. We zijn getuige van wat er gebeurt in een gezin waarin vader en moeder niet alleen elkaar maar ook hun drie kinderen voortdurend mishandelen. Vanuit het perspectief van het middelste kind (niet bij naam genoemd, maar toch…Philip?) kijken we naar het buitensporige geweld. Zijn oudere zus Emilie probeert zich zoveel mogelijk aan de ellende te onttrekken door vaak buitenshuis te zijn. Philip probeert eigenlijk alleen de klappen te ontwijken maar vooral zijn 5 jaar jongere broertje Alex te beschermen.
In elf delen, elk voorzien van een plaats- en tijdsaanduiding, volgen we de schrijver en het gezin ongeveer 25 jaar. We groeien met de verteller in het boek mee: het kind van 7/8 jaar, de puber van 12/13 jaar, de eindexamenleerling, de corpsstudent, de jong volwassen man. We reizen dus ook steeds mee van de villahuizen in ’t Gooi naar de boerderij in Epe, op de Veluwe, en uiteindelijk naar Amsterdam. Dat alles vindt plaats tussen 1992- 2016.
Opvallend is de vertelvorm. De verteller spreekt in de jij-vorm, de tweede persoon enkelvoud. Dat zorgt voor een soort van dubbelperspectief. De schrijver schept afstand door alles buiten zichzelf te plaatsen (je/jij), maar verschaft daarmee ook inzicht. De manier waarop hij schrijft zorgt ervoor dat wij als lezer onze eigen interpretaties kunnen koppelen aan het boek. De combinatie van een periode van 25 jaar en de vertelvorm zorgen ervoor dat we met de volwassen blijk van de auteur kunnen terugkijken, kunnen kijken wat er tóen gebeurde.
Je wordt wakker in je broertjes bed. Je arm, die uitgestrekt onder zijn rug ligt, slaapt nog. Dit is je eerste indruk van de dag. Dan: je mond is droog en het voelt of er iemand op je borstkas zit.
Daarna: de stilte.
Je houdt je adem in. Je luistert aandachtig, anticiperend op mogelijke geluiden, terwijl het stof danst en glinstert.
Het is misschien toeval maar er zijn, afgezien van zijn moeder, een aantal vrouwelijk personages die een mooie rol spelen in het leven van Philip. Tante Josephine biedt de kinderen letterlijk en figuurlijk een veilige haven in hun boerderij op het platteland. En gelijk zo vlucht Philip even later ook naar het huis van zijn vriendin Cato en haar moeder Elin die maar al te goed weten wat er aan de hand is bij hem thuis. Eigenlijk weten zovéél mensen in hun villadorp wat er speelt achter hun voordeur. Maar ze zwijgen erover want je mag misschien wel iets vínden van huiselijk geweld, maar je mag je er niet mee bemoeien. Het punt van Huff is natuurlijk dat huiselijk geweld overál voorkomt, ook achter deuren waar je dat niet zou verwachten.
Waar de schrijver niet aan ontkomt is het beschrijven van de ‘herhalingsdwang’. Het geweld woekert voort in opeenvolgende generaties. Dat zorgt voor lange doorlopende lijnen van een onveilige jeugd met huiselijk geweld, fysiek én psychisch. Huff legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij zijn ouders. Hij probeert het probleem bij hen te laten en zich te focussen op zijn eigen ontwikkeling. En die is problematisch genoeg, net als die van zijn zus en van zijn broertje.
Afsluitend: elk deel in het boek wordt voorafgegaan door een cursief gedrukt stukje tekst. Het lijkt op een jeugdidylle van een gelukkig en evenwichtig gezin waar altijd de zon schrijnt. Het lijkt wel een wensdroom te zijn, een pleister op de wond. Want die blijft open en pijnlijk. Toch sluit Huff optimistisch af. Hij heeft zijn pijn (voor een deel?) verwerkt door gesprekken met een therapeut te voeren en sluit af met:
Het is ochtend, het is licht. Je moet zo aan de slag.
Wat je van bloed weet / Philip Huff / Uitgeverij Prometheus / 284 blz. / ISBN 9789044650518
John
: Ik lees….. eigenlijk altijd. Nadat ik het leesvirus eenmaal ontdekte is het nooit meer overgegaan. Het is altijd mijn droom geweest om alle kinderen en jongeren datzelfde te laten ervaren. Binnen de redactie van De Leesfabriek werk ik vooral op de achtergrond want het platform is er voor jongeren en door jongeren.