De autobiografische romancyclus van Karl Ove Knausgård is even populair als controversieel. De oorspronkelijke titel van de cyclus,
Min Kamp
– Noors voor
Mijn strijd
– is een niet bijster subtiele verwijzing naar het verboden boek van Adolf Hitler. Bovendien beschrijft Knausgård de levens van zijn familie, vrienden en geliefden tot in detail, waarbij hij niet schuwt om hen met naam en toenaam te vermelden. Controversiële boeken worden al dan niet terecht graag gelezen – maar al met het eerste deel,
Vader
, bewijst Knausgård dat zijn boek de hype ontstijgt en tot een Scandinavische klassieker mag uitgroeien.
“Voor het hart is het leven simpel: het slaat zolang het kan. Dan stopt het.” – aldus de openingszin van
Vader
. De eerste vier bladzijden van het boek slaan meteen al in als een bom. Na eerst het volledige proces van sterven beschreven te hebben – inwendige verschijnselen en fysieke manifestatie daarvan –, overpeinst Knausgård de manier waarop er in onze maatschappij wordt omgegaan met de dood. Mensen zien dood dagelijks op tv, hetzij tijdens het journaal of, ter vermaak, tijdens misdaadseries – maar échte doden, die wil niemand zien, daar wordt men ongemakkelijk van; die worden zo snel mogelijk naar het mortuarium gebracht, bedekt, begraven, weggemoffeld. De toon van het boek is gezet.
Moeiteloos schakelt Knausgård over van dergelijke gedachtestromen naar het verhaal van zijn eigen leven. Karl Ove is een jongen van acht die aan zijn vader, die in de tuin staat te werken, wil vertellen dat hij op tv een gezicht in de zee zag. Zijn vader vertelt hem dat hij het maar weer moet vergeten. Dat blijkt tekenend voor de manier waarop zijn vader omgaat met Karl Ove en zijn broer Yngve: hij toont geen enkele interesse, is slechts kil en streng tegen zijn kinderen. Het is hun moeder die de eenheid in het gezin waarborgt, maar wanneer zij naar een andere stad vertrekt en Yngve gaat studeren, blijft Karl Ove alleen achter met zijn vader.
Karl Ove is een typische puber: hij experimenteert met roken, drinken en seks, hij wil graag elektrische gitaar spelen in een band – maar heeft niet genoeg talent. Hij heeft sterke idealen, is anti-alles, wil iets bereiken (“ik wilde zo graag iemand zijn, ik wilde zo graag bijzonder zijn”). Die jeugdige idealen staan in schril contrast met de enkele passages die zich in het heden afspelen, van Knausgård als gedesillusioneerd schrijver die het maar niet lukt om zijn roman te voltooien. Onvermijdelijk komt hier de vraag naar zingeving op; dat is een van de belangrijkste thema’s van het boek, en iets waar Knausgård continu mee worstelt:
“En ook al is het blije gevoel dat ik dan soms heb nu niet bepaald stormachtig, maar heeft het meer weg van tevredenheid en berusting, het is en blijft een blij gevoel. Misschien, op bepaalde momenten, zelfs van geluk. Is dat niet genoeg? Is dat niet genoeg? Ja, als geluk het doel was geweest, dan was het genoeg. Maar geluk is niet mijn doel, dat is het nooit geweest, wat moet ik ermee?”
Wat zijn uiteindelijke doel is – dat is niet duidelijk, ook niet voor hemzelf, maar zijn doel in dit boek lijkt te zijn om zijn relatie met zijn vader te verwerken. Halverwege het boek krijgt Karl Ove – die inmiddels in de twintig is en al getrouwd – te horen dat zijn vader is overleden. Enkele jaren daarvoor was zijn vader zwaar aan de drank geraakt en ingetrokken bij zijn moeder, de oma van Karl Ove en Yngve. Wanneer Karl Ove en Yngve aankomen bij het huis van hun oma, staan ze versteld van de ontzettende troep die hun vader ervan gemaakt heeft. Overal zien ze lege flessen en vieze vaat, om nog maar te zwijgen van de pis- en braakvlekken en uitwerpselen. Aan hun de taak om het huis op tijd voor de receptie weer toonbaar te maken.
Wat volgt is een daadwerkelijke, maar ook een symbolische loutering van alles wat hun vader heeft besmet. Beschrijvingen van het schoonmaakwerk worden afgewisseld door verhalen uit Karl Ove’s jeugd en studententijd, en hoewel zijn vader hier niet een grote rol in speelt, is zijn invloed op Karl Ove’s leven op de achtergrond altijd aanwezig. Karl Ove hield niet van zijn vader – wenste hem op sommige momenten zelfs dood – maar toch kan hij zijn tranen niet bedwingen. Steeds wanneer hij in huilen uitbarst, wenden zijn naasten zich van hem af: niemand weet hoe ze met zijn verdriet om moeten gaan. Karl Ove is alleen en geïsoleerd.
Meermaals werd Knausgård al vergeleken met Marcel Proust en zijn monumentale À la recherche du temps perdu. In bepaalde opzichten is dit terecht – op sommige momenten lijkt het zelfs of Knausgård bewust toespelingen maakt op Proust, zoals wanneer hij in het heden een golf op tv ziet en plotseling terugdenkt aan toen hij acht was en een gezicht in de zee zag, wat sterk doet denken aan de madeleine-scène van Proust. Ook de uitgebreide beschrijvingen van zichzelf en de mensen om hem heen, van zijn eigen belevingswereld en de manier waarop hij de wereld waarneemt, doen denken aan Proust.
Toch heeft Knausgård een heel eigen stem. Afgezien van het feit dat zijn boek veel sneller en makkelijker leest dan de lang-van-stof-zijnde Proust, is Knausgård onmiskenbaar een kind van deze tijd. Cynisme en ironie voeren de boventoon. Hoewel ook Proust niet vies is van een beetje ironie, is dit in Vader veel zwartgalliger.
“[…] ik keek naar de mensen die onder me in de hal rondliepen. Over vijfentwintig jaar zou een derde van hen dood zijn, over vijftig jaar tweederde, over honderd jaar waren ze er geen van allen meer. En wat was er dan van hen overgebleven, wat was hun leven waard geweest? Met opengesperde kaken en lege oogkassen ergens diep in de aarde liggend?”
Knausgård toont aan dat het ‘gewone’ leven, zoals dat van hem, waard is om over te verhalen; maar tegelijk laat het boek je achter met het idee dat alles zinloos en doelloos is. Je leeft, je maakt dingen mee, je bent gelukkig of ongelukkig en dan ga je dood. De dood, dat is waar het mee begint en mee eindigt; net als
Vader
.
Deze recensie is geschreven door Aline Douma, 21 jaar, student Communicatie- en informatiewetenschappen en Engels te Groningen
Mijn strijd 1: Vader (origineel Min Kamp 1. Første bok) / Karl Ove Knausgård / Vertaling door Marianne Molenaar / Uitgeverij De Geus / 2010 (vertaling: 2011) / 445 pag. / ISBN 9789044529128