Een boek vol zwijgende geheimen, stille gedachten en onuitgesproken verlangens. Julie Berry brengt een oorverdovende stilte teweeg die de lezer niet onveranderd laat. Van het begin af aan zit je als lezer in het hoofd van hoofdpersonage Judith Finch. Je maakt haar mee door de diepste dalen van eenzaamheid, maar ook over haar bergen van geluk als ‘jij’ naar haar kijkt. Wie de jij-persoon is waar ze telkens over spreekt in haar zingende, heerlijk geurende zinnen, wordt nog niet gelijk duidelijk.
Langzaam maar zeker begint haar leven zich voor de lezer te ontvouwen. Judith is een meisje met een bitter bestaan. Twee jaar lang was ze vermist, was ze eenzaam en afgesloten van de buitenwereld. Als ze na die jaren weer terugkeert naar haar stadje Roswell Station, lijkt niemand echt blij te zijn met haar terugkomst. Haar tong is afgesneden en dus is ze verminkt, vervloekt en wordt ze door iedereen genegeerd. Zelfs haar eigen moeder schaamt zich voor haar.
Als je de beschrijving zo leest, lijkt het alsof er geen sprankje hoop is aan de horizon. Maar niets blijkt minder waar. Judith vecht namelijk terug. Dat doet ze op haar eigen, stille, soms nauwelijks merkbare manier. Ze droomt, ze zet door, ook al zit alles haar tegen.
Als lezer leer je Judith kennen in al haar zwakte en kwetsbaarheid en toch zie je die kracht in haar. Vastberaden blijft ze vasthouden aan alle kleine beetjes hoop die haar staande doen houden boven alle schande, vernedering en eenzaamheid uit. Waar je als lezer af en toe even aan moet wennen is de stijl van het verhaal. Het boek is opgedeeld in allemaal kleine hoofdstukjes die in Romeinse cijfers staan aangegeven. Ook het jij-perspectief kan een behoorlijke duik in het diepe zijn. Maar naarmate het verhaal vordert, wen je aan de opbouw van het boek én aan de stijl en ga je het zelfs prettig vinden hoe Judiths bijna poëtische gedachten af en toe net ‘flitsen’ zijn die haar verhaal vertellen. Jammer is dat alles op het laatst wel heel erg snel gaat. Op het moment dat je als lezer even alle informatie op je moet laten inwerken, gaat het verhaal in sneltreinvaart verder en laat het je naar adem happend achter.
De tijd van het verhaal is niet echt goed vast te stellen. Na wat research te hebben gedaan, ben ik er achter gekomen dat het verhaal zich ergens in de 18e eeuw moet afspelen, in de tijd van de kolonisten. Toch stoort deze behoorlijke tijdsprong de lezer eigenlijk nooit. Nergens komen onduidelijke begrippen of ouderwets taalgebruik voor. De tijd en de omgeving waarin Judith leeft, vormen juist een belangrijke achtergrond voor het verhaal. Niet alleen geven de details een speciaal soort sfeer aan het verhaal, ook worden de denkbeelden van de andere stadsbewoners erdoor geschapen: alles wat anders en onbekend is, is verkeerd en wordt dus vermeden als de pest.
Het knapste van Julies schrijfwerk is dat het verhaal op geen moment saai wordt. Ook al kan Judith niet praten, ze is geen moment stil. Haar gedachten raken je, haar verhaal overweldigt je. Maar ook de afwisseling tussen Judiths gedachtestromen en de spannende gebeurtenissen zit erg kundig in elkaar. Naarmate je Judith beter leert kennen, komen er steeds meer geheimen aan het licht. Maar de flashbacks aan “die ene nacht” waarop ze ontvoerd werd vertellen niet het hele verhaal. Aan het einde van het verhaal zit je als lezer op het puntje van je stoel, smachtend naar de ontrafeling van alle lang in stand gehouden mysteries.
Wat ik weet
is een verhaal over een meisje dat je raakt. Julie Berry heeft met Judith Finch een ijzersterk personage neergezet dat je betovert en je sprakeloos achterlaat.
Wat ik weet
is het relaas van Judiths oorverdovende stilte die er langzaam maar zeker voor zorgt dat je van haar gaat houden.
Deze recensies is geschreven door Jedidja Stikkelorom, 15 jaar, VWO leerling van het Pascal College in Zaandam
Wat ik weet / Julie Berry / vertaald door Jenny de Jonge / Uitgeverij Gottmer / 2014 / 304 pag. / ISBN 9789025755041