‘Waarom accepteer je in je droom bizarre situaties als volkomen vanzelfsprekend? Hoe ontstaat de sensatie van vliegen in dromen? Bestaan voorspellende dromen? Hoe ontstaan erotische dromen? Of lucide dromen? Dromen we in zwart-wit of kleur? Hoe zien dromen van blinden eruit? En natuurlijk de moeilijkste vraag: betekenen dromen iets? Zeggen ze iets over de dromer?’
De flaptekst van
De Dromenwever
van Douwe Draaisma roept veel interessante vragen op over onze nachtelijke belevingswereld. Veel van deze vragen worden in het boek beantwoord, maar helaas niet allemaal. Draaisma waagt zich namelijk niet op het gebied van de dromenverklaring; zijn doel is om een overzicht te geven van het onderzoek naar slapen en dromen, verschillende theorieën en min of meer vaststaande feiten. Het boek begint dan ook met een beschrijving van het wetenschappelijke onderzoek op het gebied van slaap vanaf het begin van de twintigste eeuw. Zowel de labexperimenten – waarin de slaapcyclus ontdekt werd, met het onderscheid tussen diepe slaap en remslaap – als de theorieën en methodes van psychoanalytici komen hierin aan bod.
In het tweede deel van het boek behandelt Draaisma enkele veelvoorkomende soorten dromen – vliegdromen, naaktdromen en examendromen – en veelbesproken dromen – profetische en lucide dromen. Draaisma geeft een overzicht van de kenmerken van deze dromen en de manieren waarop ze geduid kunnen worden. Dit resulteert in een boeiende beschrijving van wetenschappelijk onderzoek, anekdotes en mogelijke verklaringen. Vooral de voorbeelden die gegeven worden van mensen die jarenlang hun dromenboek hebben bijgehouden spreken tot de verbeelding.
Zo hield de schrijver Frederik van Eeden gedurende meer dan vijftig jaar zijn dromen bij. Zijn zeer uitgebreide dromenboek wordt meermaals door Draaisma aangehaald. Van Eeden was met name geïnteresseerd in de lucide dromen: dromen waarin je je bewust bent van het feit dat je droomt. Hij sloeg hiermee aan het experimenteren, en dat resulteerde in interessante en grappige situaties:
“Op een nacht droomt hij dat hij op zijn buik in de tuin in ligt. Maar hij weet ook zeker dat hij droomt en in werkelijkheid rustig in zijn bed ligt, op zijn rug. Hij besluit zo geleidelijk mogelijk wakker te worden om te kunnen observeren hoe het gevoel op zijn buik te liggen overgaat in het gevoel op zijn rug te liggen. Vlak voordat hij helemaal wakker is komt ‘de allerzonderlingste gewaarwording van om te draaien zonder te bewegen’. Heel even is er een dubbele herinnering aan beide lichamen.”
De laatste twee delen van
De Dromenwever
gaan over dromen van blinde mensen en over nachtmerries en erotische dromen. Daarmee geeft Draaisma een zeer uitgebreid overzicht van de dromenwereld en het onderzoek dat al op dit gebied verricht is. De vlotte schrijfstijl, waarbij hij vaktermen zoveel mogelijk vermijdt, zorgt ervoor dat het boek makkelijk weg leest. Vragen worden beantwoord, maar nog evenveel vragen worden opgeworpen; dromen we om te slapen, of slapen we om te dromen? En betekenen dromen nou iets? Of brengen we zelf, verhalende schepsels die we zijn, samenhang aan in de losse beelden die tijdens onze slaap opflitsen? Wellicht de meest prangende vragen van menig dromer, maar de antwoorden daarop moet Draaisma de lezer nu juist schuldig moet blijven. Er is veel bekend over de architectuur van het slapen; maar zullen we er ooit achter komen wat dromen nu eigenlijk zijn? Freud meende het allemaal te weten; Draaisma weet het nog zo net niet.
Deze recensie is geschreven door Aline Douma, 20 jaar, student Communicatie- en informatiewetenschappen en Engels te Groningen
De Dromenwever / Douwe Draaisma / Historische Uitgeverij Groningen / 2013 / 221 pag. / ISBN 9789065540607