Bundel over dood laat mij zonbeschenen kant zien

Normaal schrijf ik mijn recensies in een onpersoonlijke vorm, dus zonder ik. Ik manifesteer mezelf nauwelijks, omdat ik vind dat dat niet hoort. Als het wel gebeurt, dan met mate. Deze keer ga ik het anders doen. Deze keer manifesteer ik me suf. Het zal een persoonlijke bespreking zijn waarbij de leeservaring – zoals De Leesfabriek dat promoot – voorop staat.

Het gaat om de nieuwste poëziebundel van Astrid Lampe,

Rouw met diertjes

. In 1997 debuteerde zij met

Rib

en naast deze laatste bundel heb ik

Park slope

van haar gelezen, een bundel die naast inhoudelijk ook typografisch heel experimenteel is.

Rouw met diertjes

is conventioneler qua vorm: een vrije versvorm, maar geen spel met lettertypes en –soorten. De inhoud is even experimenteel: de invloed van het postmodernisme en het internettijdperk is duidelijk zichtbaar. Dat trekt me zo bij deze bundel. Ik vind het actuele karakter van de gedichten heel interessant. Meerdere gedichten maken toespelingen op 11 september. Op bladzijde 33 staat: “dood is dood”. Een subtiele verwijzing naar Jezus Christus. In die drie woorden zit zoveel besloten, alles wat er sindsdien gebeurd is.

Er is duidelijk nagedacht over de gedichten, al doen ze dit niet een-twee-drie vermoeden, zoals het volgende gedicht:

het dorsen en het patent op oude zaden

donker weggezet

de herstelknop in iedere toolbox opgenomen

aarzel niet haakse slijper

het moet maar eens uit zijn

met dat eeuwige zangvogeltje

undo/redo

opnieuw aard ik

grondig

ground zero

in iedere reisgids

pijnwouden houden het strand bij elkaar

Hoe moet ik dit interpreteren? Daaraan gaat een belangrijkere vraag vooraf: moet ik dit interpreteren? Hier zie je een knap staaltje lampiaanse poëzie waarin woord(groep)en met elkaar relaties aangaan op een zeer suggestieve wijze. “Undo/redo”, termen uit de hedendaagse computermaatschappij worden onbewust op ironische wijze gecombineerd met “ground zero”. Die schakel is pijnlijk, maar ook fris en origineel. Ook de tegenstelling tussen het oude (eerste regel) en naar het nieuwe (derde, vijfde en zesde regel) is grappig om te zien.

Ik denk dat interpreteren wel mogelijk is bij deze poëzie, maar de interpretatie is niet eenduidig. Een ander kan er zo weer iets anders in lezen. Dat is ook de bedoeling van deze poëzie die raakvlakken vertoont met Tonnus Oosterhoffs oeuvre. Wat ik hier dus over deze poëzie zeg, is wat ik erin lees. Dat is normaliter ook zo, maar hier benadruk ik het, omdat deze gedichten juist het ambigue karakter benadrukken.

De bundel is verdeeld in drie delen. Deel twee (“Dronken jol / een requiem van stills”) en deel drie (“Maar geen kunstje gaat zo ver / stills”) bevatten verknipte poëzieregels uit respectievelijk een Franse en Amerikaanse bloemlezing. Ze zijn gemixt en gesamplet: Lampe combineert regels die oorspronkelijk niet bij elkaar horen. Dat resulteert in het tweede deel van de bundel in een reeks fantastische gedichten. Ik kon niet geloven dat deze gedichten op zo’n afstandelijke wijze gecreëerd zijn, omdat ze juist zo persoonlijk en menselijk overkomen. Kijk naar het gedicht hieronder:

Het was niet langer een kracht van het universum, maar

het werk van die twee buitengewone artiesten! En waarlijk,

Het is in hen.

In naam van de rede die ons nog enige tijd zal verlichten,

een andere oorsprong aan te nemen

Elk van de vijf zinnen hoort oorspronkelijk in een andere context, maar wat hier in deze strofe gebeurt, is grandioos. Er wordt een pseudo-metafysische lading gegeven aan die twee artiesten, er wordt nog voor heel even waarde gehecht aan de rede, een kracht komt van binnen. En bedenk zo nog meer connotaties. Het gedeelte “Dronken jol” behoort tot het beste wat ik dit jaar tot nu toe gelezen heb. Het derde deel komt minder sterk over, omdat het een prozaïsche vorm heeft: het is één gedicht over meerdere pagina’s verspreid, terwijl de eerste twee delen uit korte gedichten bestaan.


Rouw met diertjes

mag dan wel overduidelijk over dood en rouw gaan, dat blijkt niet altijd. Er is een hoge mate van vitaliteit te bespeuren in deze gedichten. Daarom werd ik er zo opgewekt van, het liet me een andere kant zien, zo’n zonbeschenen kant. Dat combineert Lampe met postmoderne elementen: ambiguïteit, loslaten van conventionele grammatica, verrassende combinaties van woord(groep)en etcetera. Het is hele abstracte poëzie, maar sommige herkenningspunten (zoals 11 september en technische elementen zoals data en pixels) zorgen ervoor dat het toch heel aards en – bovenal – hedendaags is.

Deze recensie is geschreven door Obe Alkema, 20 jaar, student Nederlands te Groningen.

Rouw met diertjes / Astrid Lampe / Uitgeverij Querido / 2013 / 64 pag. / ISBN