Maarten van der Graaff is een van de oprichters van het internettijdschrift
Samplekanon
. Op deze website worden ‘samples’ geplaatst die zich het beste laten uitleggen als literaire flarden die niet per se tekstueel hoeven zijn, als ik zo vrij mag zijn deze omschrijving te parafraseren uit het interview dat Wim Noordhoek had met onder andere Frank Keizer en Maarten van der Graaff. Deze laatste publiceerde regelmatig in literaire tijdschriften, maar heeft nu een debuutbundel
Vluchtautogedichten
.
Eindelijk, zou ik zeggen, want bij het lezen van deze bundel werd ik van confusie naar euforie geslingerd en vice versa. Waarom eigenlijk? De toon van Van der Graaff is zo eigenzinnig, zo verhelderend en zo sprankelend, dat deze bundel het verdient om bovenaan de eindejaarslijstjes te prijken. Van der Graaff legt namelijk geen vinger op de zere plek, maar een hele hand. De gedichten bootsen de werkelijkheid op een netelige, moderne wijze na, precies zoals het vandaag de dag gaat: alles is snel geschreven, leest snel en de lezer valt van de ene in de andere verbazing. Dat pakt echter niet negatief uit, maar zorgt voor achterdocht: meent deze jonge dichter het of ironiseert hij hier ten volle? Beide, zou ik zeggen, omdat hier een goudeerlijke adolescent spreekt over de twijfels die hij heeft, maar dat hij evenzeer doorheeft dat hij daar niets aan kan veranderen. Hij is zoekende: “Dus onder Afrikaanse hemel verlang ik naar een / somber Rusland / dat er natuurlijk niet is. Hoe moet ik er dan van afkomen? / Die vraag wil ik je stellen.”
Niet alleen hij is zoekende, ik was dat ook. Hoe dient deze ogenschijnlijk cohesieloze poëzie gelezen en geïnterpreteerd te worden? Het individu dat spreekt in deze bundel is de weg kwijt: “Ik droom van een real time autobiografie: / van minuut tot minuut zou er niets / van mij overblijven.” Eveneens hedendaags te noemen, zijn drang om zichzelf weg te cijferen. De existentiële lading van de gedichten in
Vluchtautogedichten
is groot, en kan niet genegeerd worden. Er is geen betekenis, ook al wordt de hoop daarop gevestigd. “Je wil niet de zoveelste klootzak zijn die verf / op grote doeken smijt. Daarom ets je in een / zandverstuiving.”
Zijn stijl is onconventioneel en rauw, zoals het citaat hierboven aangeeft. Hier spreekt een jonge dichter die van plan is het podium (alweer?) te betreden, maar eveneens duidelijk maakt dat het hier niet om huis-, tuin- en keukenpoëzie gaat. Zijn stijl is namelijk ook warrig, wat perfect aansluit op de onontwarbare tijd van nu. Zijn poëzie is net zo’n kluwen met stekende feiten: “De forenzen / minachten hun vak en hun kleding.” Het ambivalente karakter van zijn taalgebruik is zeer te prijzen.
Hier is de invloed van
Samplekanon
overduidelijk. De gedichten zijn haast zelf ‘samples’ die bij nadere bestudering echter niet zo alleenstaand zijn. De beelden en zinsdelen zijn naadloos aan elkaar geregen. Alle poespas is achterwege gelaten. De ronkende machine die Van der Graaff heet, walst zo door het heden: “De hele wereld is een / aantal dingen en onze verhouding tot die dingen / is de verveling. / Christus’ grootste geheim was / zijn verveling. / Cultstatus noch lijdensweg / hielp hem de dag dragen.” Er is dus wel cohesie en coherentie!
Hoe is de relatie tussen
Vluchtautogedichten
en de tegenwoordige tijd te duiden? De poëzie van Van der Graaff is duidelijk tijdloos (“toen ik mijn ogen opende / was alles hetzelfde”), maar heeft tevens duidelijk wortels in het heden (“het zijn deze trends” – het exemplarische gedicht dat een jongeman met een duidelijk doel voor ogen als een mantra in zichzelf herhaalt). Hoe kan deze paradox opgelost worden? Als volgt: Van der Graaffs poëzie heeft wortels in élk heden en daarom is het zo tijdloos. De gedichten hebben op dit moment net zoveel intrinsieke waarde als gisteren en als morgen. Het tijdstip maakt niet uit, maar de krachtige stijl en de herkenbare, maar geenszins clichématige beelden (“Ik verwachtte altijd dat de bibliothecaresse zou zeggen: / ‘jij hebt een goede smaak jongeman’.”) zorgen voor een bundel die niet aan tijd, mode of crisis onderhevig is.
Van der Graaffs poëzie niet afhankelijk van deze factoren, maar ondersteunen ze wel waar passend, zoals nu, het heden, anno 2013, de eenentwintigste eeuw: “In de 21ste eeuw liggen wij doodstil. / Hoe lang duurt de 21ste eeuw?” Behoorlijk lang, maar
Vluchtautogedichten
maakt het leven in de eenentwintigste eeuw zoveel draaglijker. Deze frisse stem laat zien dat er wel degelijk coherentie bestaat tussen de ‘samples’ waaruit de hedendaagse realiteit uit bestaat.
Deze recensie is geschreven door Obe Alkema. 19 jaar, student Nederlandse Taal en Cultuur. Hij recenseert ook bij het Friesch Dagblad en 3voor12/Fryslân. Daarnaast zit hij bij Literair Dispuut Flanor en is hij lid van de Groningse Dichtclub Marleen.
Maarten van der Graaff / Vluchtautogedichten / Uitgeverij Atlas Contact / 2013 / 80 pag. / ISBN 9789025441173