Het is een zonnige herfstdag in Chester’s Mill, Maine. Een lesvliegtuigje vliegt over het dorp. Een bosmarmot loopt door de berm. Dale Barbara, bijgenaamd Barbie, heeft net besloten Chester’s Mill voorgoed te verlaten. “De schaduw van het vliegtuig bevond zich nog tussen hem en de bosmarmot, een zwart kruis dat over de weg gleed. Toen gebeurden twee dingen bijna tegelijk. Het eerste overkwam de bosmarmot. Zo was hij nog heel; zo lag hij in twee stukken. […] Het was alsof er een onzichtbare guillotinemes was neergekomen. Dat was het moment waarop vlak boven de in tweeën gesneden bosmarmot het vliegtuigje explodeerde.”

Van het ene op het andere moment is Chester’s Mill afgesloten van de buitenwereld door een mysterieuze, onzichtbare koepel. Niemand weet waar hij vandaan komt. Meteen komen de reddingsacties van buiten op gang, maar al snel wordt duidelijk dat geen enkel wapen is opgewassen tegen het onverklaarbare energieveld. De inwoners van Chester’s Mill zijn op elkaar aangewezen. En dat blijkt het belangrijkste thema van het boek. Niet zozeer de koepel zelf, maar vooral de sociale gevolgen van totale isolatie van een gemeenschap staan centraal; een favoriet thema van King, wat we eerder, zij het op kleinere schaal, al tegenkwamen in The Mist.

Jim Rennie, eerste wethouder van Chester’s Mill, werpt zich op als leider in moeilijke tijden en doet zich aanvankelijk voor als iemand die het beste met het dorp voorheeft. Iedereen die hem beter kent, echter, weet dat Rennie enkel uit is op alleenheerschappij over het dorp. Onder hen bevindt zich Barbie, die, bijgestaan door andere gewetensvolle dorpelingen, probeert Rennies dictatorschap te voorkomen. De machtsstrijd die zich ontplooit in Chester’s Mill is niet het enige probleem waar de bewoners mee te maken krijgen. Ondertussen wordt de kwaliteit van de zuurstof er niet beter op en breekt er paniek uit omdat iedereen voorraden van de supermarkt wil inslaan.

Zoals het een boek van King betaamt, zijn de moordgevallen niet van de lucht. De bij- en hoofdpersonen vallen bij bosjes, waardoor het aantal levende personages van de lijst van aanwezigen in Chester’s Mill, voorin het boek gegeven, snel slinkt. Hoewel King niet veel nuance aanbrengt in de scheiding tussen goede en slechte mensen, creëert hij wederom veel herkenbare personages.

Met zijn humoristische en bij vlagen ironische manier van schrijven – “Rose zag hem toen ze bonen met knakworst opdiende (plus een rokend overschot dat ooit misschien een karbonaadje was geweest) voor zes personen die opeengedrongen aan een tafel voor vier zaten.” – weet King gedurende de bijna 1000 bladzijden de aandacht steeds vast te houden. De hoofdstukken variëren in lengte van één alinea tot vier bladzijden, wat er ook toe bijdraagt dat het boek leest als een trein.


Gevangen

werkt toe naar een grote climax: een spectaculaire eindscène. De uiteindelijke verklaring voor de koepel stelt wel enigszins teleur: misschien was het beter geweest als King het een onverklaarbaar en onverklaard fenomeen liet zijn. Desalniettemin levert hij hiermee weer een boek af dat zich kan meten met zijn eerdere klassiekers zoals

The Stand

. Naar eigen zeggen had King het idee voor

Gevangen

al in de jaren ’80 bedacht, maar vond hij zichzelf als schrijver destijds nog niet goed genoeg voor dit verhaal. Bijna dertig jaar later acht hij zich hier wel toe in staat, en dat heeft geresulteerd in een spannende en verrassende thriller die de moeite van zijn duizend bladzijden zeker waard is.

Deze recensie is geschreven door Aline Douma, 19 jaar, student Communicatie- en informatiewetenschappen en Engels te Groningen

Gevangen (origineel: Under the Dome) / Auteur: Stephen King / Vertaler: Hugo Kuipers / Jaar van verschijnen: 2009 / Aantal pagina’s: 973 / ISBN: 978-90-245-3125-7