Een boek waar je een beetje naar van wordt, waar je over moet blijven nadenken, maar waar je ook gelukkig van wordt door de ingewikkelde schrijfstijl en bijzondere manier van zinnen vormen.

Naar de overkant van de nacht

is voor mij eigenlijk precies dat.

De eerste keer dat ik het boek zag, was tijdens ‘De avond van het boek’ waar leraren Nederlands hun favoriete moderne roman kozen die op de leeslijst moest. Daarna zei mijn vriendin dat ze hem wilde lezen. De derde keer was toen Jan van Mersbergen bij ‘Lamoer’ te gast was. Als in een soort Zomergasten liet hij een filmpje zien over biljarten. Daar kon hij uren naar kijken, zei hij. Toen wist ik dat ik zijn boek móést lezen.

Ralf is op de Vastelaovend in Venlo. Dat is niet zomaar een avond. Geluk, verdriet, vriendschap, woede, wanhoop, plezier. Alle emoties die een mens kan hebben, komen langs. En het is niet makkelijk. Velen halen de overkant van de nacht niet, die trekken het niet om te drinken tot het licht wordt met mensen die ze eigenlijk niet kennen. Ralf raakt zijn oom kwijt maar vindt veel nieuwe vrienden; Maxicanen, de Raaf, de Marineman en Sunny de Zonnebloem. Ondertussen denkt hij aan zijn leven, aan vroeger, aan de tijd dat hij met zijn ouders op een binnenvaartschip woonde, aan hoe hij bij zijn oom ging wonen en in diens bedrijf ging werken, aan hoe hij na heel veel jaren Sara weer tegenkwam, in de supermarkt naast de pasta en aan hoe hij met haar meeging en eigenlijk nooit meer wegging, de zorg overnam voor haar dove en blinde tweeling, haar zoon en haar onzekere dochter.


Naar de overkant van de nacht

is niet een boek dat je kunt lezen terwijl de rest van je familie of je huisgenoten de tv hard aan hebben staan of met elkaar in discussie zijn. Het is een boek waar je de tijd voor moet nemen en je mee moet afsluiten. Het springt namelijk, door de uiterst beschonken toestand van Ralf, van de hak op de tak. Maar als je eenmaal door hebt hoe zijn gedachten werken, is het ontroerend, bijzonder, apart en laat het je niet meer los.