“Meer nog dan zijn Indiase uiterlijk – het wekte weleens verwarring, een keer had een man in een café over het gele gevaar gesproken en daarbij nadrukkelijk Samarendra’s kant uitgekeken – was dit de kern van zijn identiteit: het gebrek aan ziekte. Hij had geen rolstoel nodig, geen permanente verzorging, hij kon lopen. Zo was hij eerst het kind geweest, vervolgens de jongen en nu de man zonder ziekte; meer dan wat dan ook was hij gezond, zowel geestelijk als lichamelijk.”
De man zonder ziekte
is de nieuwe roman van Arnon Grunberg. Naast het bovenstaande citaat op de binnenflap vinden we op de achterkant van het stijlvol ontworpen boek een heel korte introductie op het verhaal. We lezen dat het boek handelt over een jonge architect, Sam, die naar Bagdad reist om een operagebouw te ontwerpen. Het gebeurt weinig dat de buitenkant van een boek zo weinig lokkend is als dit. Dat ik het boek wilde lezen snap ik nog steeds niet; wat interesseert mij nou een architect die naar Bagdad reist? Toch ben ik blij dat ik het boek heb gelezen.
De man zonder ziekte
is zo een subtiele vertelling waarin zo heerlijk weinig – en tegelijkertijd zoveel – gebeurt dat ik geen betere achterflaptekst had kunnen verzinnen. Het plot, prachtig absurd, had door een andere schrijver misschien als basis voor een spannende thriller gebruikt kunnen worden. Grunberg schrijft echter zo, dat er geen sprake is van spanning, en toch wil je door blijven lezen. Aan de lyrische passages of beeldige metaphoren kan het ook niet liggen; die zijn er namelijk niet. Wat is het dan dat
De man zonder ziekte
een goed boek maakt? Misschien juist het minimalistische; het is enorm verfrissend om een boek te lezen waar iedere zin die er niet toe doet uit geschrapt is, zeker tussen alle hedendaagse schrijvers die zichzelf verliezen in afdwalende gedachten en eeuwig durende beschrijvingen.
Laat ik toch even wat dieper op het plot ingaan. Sam komt uit Zwitserland, en is op weg een belangrijke architect te worden. Hij heeft bij de (fictieve) toparchitect Max Fehmer stage gelopen en beschouwt deze man – zijn rolmodel – als god binnen de architectuur. Sam besluit mee te doen aan een wedstrijd om een nieuw operagebouw voor Bagdad te ontwerpen. Zijn ontwerp is blijkbaar dusdanig goed dat hij en drie andere architecten worden uitgenodigd om naar Bagdad te reizen om met de opdrachtgever te overleggen. Hier eindigt het logische en begint het absurde. Over de andere architecten is bijna niets te vinden op het internet en bij aankomst in Bagdad lijkt er geen sprake te zijn van een ontwerpwedstrijd. Meer zal ik niet verklappen, daarvoor moet je het boek lezen. Het verhaal is met een ongelofelijke nuchterheid geschreven; zo nuchter, dat het bijna ongemakkelijk is, omdat de sombere gebeurtenissen in het verhaal juist emotie en medeleven van de verteller verdienen. Hierin schuilt de reden dat sommigen het een raar boek zullen vinden. Maar die mening deel ik niet; hierin schuilt voor mij juist de kracht van deze roman.
Helaas zal niet iedereen
De man zonder ziekte
kunnen waarderen; de een zal het saai vinden, de ander zal het als raar bestempelen en de laatste zal zo underwhelmed zijn na het lezen van de laatste bladzijde dat hij nooit meer een Grunbergboek aanraakt. Gelukkig zijn er ook genoeg lezers die het boek wel kunnen waarderen; die in de dagen nadat ze het gelezen hebben steeds, beetje bij beetje, beter begrijpen wat het boek precies betekent, en welke alledaagse dingen Grunberg zo ongelofelijk treffend op papier heeft weten te krijgen. Het loont om
De man zonder ziekte
te lezen, al is het alleen om erachter te komen of je in die laatste categorie valt. Mocht je het nou toch saai en raar vinden, geef het dan vooral door aan een volgende lezer, want er zijn zat mensen die dit kleine absurde verhaal wel kunnen waarderen.
Deze recensie is geschreven door Merlijn Mascini, 17 jaar, scholier aan het Amsterdams Lyceum
De man zonder ziekte / Arnon Grunberg / Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar / 2012 / 221 pag. / ISBN 9789038894836