Geen geneesmiddel, maar een doodsmiddel

‘Maar door het lezen kon ik voor even vluchten uit de echte wereld en ontwikkelde ik een rijke fantasie.’ Het zijn

Marcel Vaarmeijers

woorden die hun bewijs vinden in Heelmeester. De roman, een spin-off van Voor wie ik heb liefgehad, getuigt van de onuitputtelijke fantasie van de schrijver. Louter de eerste zin zegt voldoende. De roman is humoristisch, bij vlagen gortdroog en gedurende meer dan driehonderd bladzijden zeer scherp: ‘Met mijn eerste scheikundedoos blies ik mijn hond op, met de tweede doos mijn kamer, met de derde ons huis.’

Waar in Voor wie ik liefgehad het podium voor Louise zelf was, verschuift Vaarmeijer in Heelmeester de focus naar Himmel, de zoon van Louise en Karl. In de verleden tijd vertelt hij over zijn jeugd en zijn leven als arts. Himmel ligt in het ziekenhuis met een gebroken been, nadat hij zijn huis opgeblazen heeft met zijn derde scheikundedoos. Hij en zijn familie besluiten vanaf dat moment álles anders te doen. Vanaf nu zouden er geen dingen meer kapotgemaakt worden, maar juist geheeld: ‘Ik, Himmel Christiaan Grünewald, zou de geschiedenis in gaan als de enige en ware heelmeester’ . Ze kopen een voormalig hotel en starten een ziekenhuis. Karl is vastberaden: hij wil samen met zijn zoom medicijnen uitvinden en álle zieke mensen beter maken.

Met zeer direct taalgebruik creëert Vaarmeijer een bijzonder meeslepend verhaal. Humoristische, gortdroge, concrete beschrijvingen zonder schroom domineren de start en maken de lezer direct tot Himmels partner in crime: ‘Bij ons thuis werd weinig gehecht. In huizen van andere kinderen werd volop gehecht, in sommige huizen zelfs iets te veel; in ons huis was er van hechten geen sprake.’ Met Himmel zet Vaarmeijer een zeer bijzondere jongen neer. Hij wordt gepest, leert op achtjarige leeftijd al hoe het menselijke lichaam in elkaar zit, en lijkt in alles net even anders dan zijn klasgenoten, met als gevolg dat hij zich ook anders gedraagt. Het is Himmel die in de kast kruipt bij zijn vaders spreekuur en fungeert als spion bij de spreekuren van tante Annelise, die als psycholoog werkt in een kliniek. Al snel vormt hij, naast de zeer ongewone en allesbehalve alledaagse vader Karl, een interessant studieobject.

Na een vrij bijzondere start van het verhaal, bouwt Vaarmeijer de plot uit tot een bizar verhaal, waarbij details wellicht wat over de top zijn. Himmel gaat samen met zijn vader op zoek naar medicijnen die mensen kunnen ‘helen’. Ze willen aandoeningen als diabetes, reuma, astma en psoriasis de wereld definitief vaarwel laten zeggen. Om de medicijnen te testen hebben ze proefkonijnen nodig en die vinden ze in familieleden en relaties. Tegelijkertijd studeert Himmel en probeert hij daadwerkelijk arts te worden. Al snel komt hij erachter dat de medische wereld niet écht bij hem past: ‘Jaarlijks overlijden er talloze mensen door lauwe artsen, geldbeluste bedrijven en politici die verzuimen de zorg te verbeteren. Dat is genocide: het bewust laten omkomen van een groot aantal zielen.’ Hij bundelt zijn krachten met die van zijn vader en zet alles op alles om de medische wereld een beetje beter te maken. Helaas komt hij erachter dat hij hier niet alleen vrienden mee maakt. De vijanden komen net zo hard.

Wie onder de deken van het humoristische, bizarre verhaal kijkt, ziet een tweede wellicht veel belangrijkere laag. Niet alleen beschrijft Vaarmeijer in dit deel een periode uit Louises leven, tevens haalt hij belangrijke ethische kwesties naar voren. Op een bijzonder daadkrachtige manier maakt hij bespreekbaar in hoeverre het goed is om iedereen ‘heel’ te maken. Hij zet het middel humor in om de lezer te laten zien dat de daadwerkelijke wereld wellicht nóg verschrikkelijker of absurder is dan de wereld uit het verhaal. Met Himmel, zijn familie en de dingen die Himmel doormaakt creëert Vaarmeijer een bijzondere kijk op de wereld, waarbij hij af en toe akelig dicht bij de werkelijkheid komt: ‘In het kort kwam het erop neer dat ik niet meer naar andere studenten moest kijken, dat alle docenten opgewarmde lijken waren en dat ik mijn eigen tempo mocht uitstippelen. Dat laatste gaf de doorslag.’

Naarmate het verhaal vordert verandert de sfeer. Lange tijd plaatst Vaarmeijer humor op de voorgrond, maar zeventig bladzijden voor het einde komt de rauwe kant van het verhaal bovendrijven, alsof er eerst een muur afgebroken moest worden. Himmel leest de uit Voor wie ik heb liefgehad bekende dagboeken van Louise en dat doet pijn. Echte, niet te helen pijn. Tegelijkertijd verandert ook de opzet in verhaal. Vaarmeijer stapt uit de hoek van het familieverhaal en beweegt zich naar de detectivehoek. Om in zijn eigen woorden te spreken: ‘Geniet ervan, het wordt spannend.’

Heelmeester bevat misschien niet de meest diepgaande personages, filosofische gesprekken of realistische gebeurtenissen die een mens aan het denken zetten. Maar blijkbaar is dat ook helemaal niet nodig. Vaarmeijer laat zien dat je met een portie humor, absurditeit, voldoende detective-elementen en een kritische blik op de maatschappij misschien wel net zo ver kunt komen, zo niet verder. Heelmeester zet je, op zijn eigen manier, aan het denken. Geen geneesmiddel maar een doodsmiddel.

Marcel Vaarmeijer / Heelmeester / Uitgeverij Luitingh-Sijthoff / 336 blz. / ISBN: 9789024576210