Winters tuin stelt teleur
Anton Winter groeit op in een grote familie in een soort tuin, met de stad op meer dan een uur rijden. ‘Beide plekken bestonden als parallelle universa, één met niets dan aarde en bergen, die terug te vinden waren in de hoekige gezichten van de bewoners ervan, en één met getijden die dezelfde hoeken en plooien wegspoelden.’ Zijn leven vormt de basis voor Winters tuin, de tweede roman van
Valerie Fritsch
.
Vanaf het begin schept Fritsch een wij/zij-beeld. Met uitingen als ‘de kinderen’, ‘de moeder’, ‘de tantes’, ‘de ouder’ maakt ze een heldere scheidslijn. Het is Antons wereld en wij – de lezers- horen. daar. niet. bij. Gevolg is een uiterst afstandelijk verhaal waarbij de lezer zijn best moet doen enige vorm van waardering te vinden.
Anton groeit op in een tuin dat fungeert als een soort beschermtuin. Anton gaat, binnen deze gemeenschap, compleet zijn eigen gang. Hij is anders dan de andere kinderen, ‘hij was gefascineerd door de doden, die om de zoveel jaar klam op hun sterfbed lagen en over wier oogleden de moeder met haar vingertoppen streek, voordat ze in de tuin werden begraven,’ en bekijkt de wereld door zijn eigen lens.
Wanneer grootmoeder komt te overlijden verlaat Anton de tuin. Hij trekt naar de stad en wordt daar vogelkweker. Achtervolgd door de dood ziet hij de hoe de inwoners van de stad langzaam dichter bij de dood komen en de stad de chaos intrekken. Dan ontmoet hij Frederike, met wie hij vanaf dat moment samenwoont. Zij neemt hem mee naar het ziekenhuis, dat inmiddels louter fungeert als kraamkliniek, en laat hem kennismaken met zijn broer Leander. Samen met Leander, zijn vrouw en Frederike keert Anton uiteindelijk terug naar de tuin, om de ondergang van de stad van een afstandje te bekijken.
Fritsch stelt in Winters tuin een altijd interessant thema aan de kaak: het individu versus de wereld. Hoewel de dood erg nadrukkelijk centraal staat in het verhaal, komt ook het leven naar voren. Met liefde krijg je je lotsbestemming terug en een kind is vrij en levenslustig. Fritsch zet, hetzij erg expliciet, de kinderlijke zorgeloosheid naast de volwassen kopzorgen naast elkaar: ‘Anton dacht met weemoed terug aan de tijd dat de uren met gesloten ogen de pijn en de zorgen niet opriepen maar opslokten.’
Echter, de vorm waarin ze haar verhaal giet kan niet bekoren. Vanaf de eerste bladzijde schept ze grote afstand tussen de lezer en Anton. Met een vrijwel dialoogloos verhaal eist ze bovendien veel van haar lezer: het stuk is droog, taai en beladen. Beeldspraak volgt op beeldspraak en is te expliciet, te gezocht. Je krijgt geen moment rust: ‘Je ogen zijn aardbollen met een zwaartekracht die alle beelden uit de ether naar zich toe zuigt.’
Tegelijkertijd is het verhaal extreem precies. Geen bloem of luchtje ontglipt Fritsch en elke beweging zet ze op papier. Het gevolg is een vrijwel scènisch verhaal dat de lezer van de veel onnodige informatie voorziet. De lezer snakt naar een spannend, goed vormgegeven dialoog om de zware lading van de beschrijvende tekst te breken. Echter, zo’n dialoog blijft uit. Slechts drie keer brengt Fritsch de personages tot spreken, waarbij ze louter een gekunstelde vorm hanteert en soms zelfs bijna doorslaat tot het brengen van een monoloog. Het verhaal wordt er niet echter door.
Winters tuin lijkt een typisch gevalletje waarbij ‘overdaad schaadt’. Te veel beeldspraak, te veel beschrijvingen, te veel dood; het staat in schril contrast met het gebrek aan dialoog en levendigheid. Hoewel dit de thematiek wellicht ondersteunt, komt het het verhaal niet ten goede. Al na een paar bladzijden is de lezer leesmoe en verliest Winters tuin het laatste beetje leven.
Valerie Fritsch / Winters tuin / vertaald door Kris Lauwerys & Isabelle Schoepen / De Bezige Bij, Amsterdam / 172 blz. / ISBN: 9789023497899