“De nieuwe historische-romanreeks belicht de fascinerendste en belangrijkste periodes uit de Nederlandse geschiedenis op toegankelijke, meeslepende en romantische wijze.”
Suzanne
Wouda
voegt met
Roeien naar de Volewijck
een nieuw, boeiend verhaal toe aan de serie, waarin de boeken van Simone van der Vlugt tot dan toe domineren. Haar verhaal over de rood-zwart geklede burgerwezen in Amsterdam moet je meenemen naar het eind van de 17
e
eeuw, maar schijn bedriegt: Wouda vertelt een prachtig verhaal, dat zich afspeelt in de 17
e
eeuw, maar laat daarbij het heden een té grote rol spelen. Op enkele details na, kunnen Flora en Mare ook in de negentiende of twintigste eeuw laveren.
Roeien naar de Volewijck
wordt daarmee gewoon een ‘mooi’ boek. Onderhoudend, maar zeker niet subliem.
Wouda start haar verhaal met Mare in het jaar 1697. Mare krijgt een brief van Flora, waarin staat dat Flora niet meer leeft. Flora vraagt Mare te zorgen voor haar zoon Thomas. Voor de lezer blijft korte tijd onduidelijk wie Flora is, wat de band tussen Flora en Mare is en wat er met Flora gebeurd is, iets waarmee Wouda direct suspense creëert. Mare trekt haar stoute schoenen aan, verlaat haar leven als prostituee en gaat op zoek naar Flora’s man en haar zoon.
Tegelijkertijd gunt Wouda ons een kijkje in het verleden: 1679. Flora wordt op 10-jarige leeftijd wees. Haar eerste weken in het weeshuis zijn eenzaam; zeer eenzaam. Woude beschrijft deze periode zeer gedetailleerd en weet daarbij Flora’s gevoelens goed over te brengen. Dan komt Mare, als semi-wees, bij Flora en samen trekken de meiden op. Langzaam maar zeker werkt Wouda vanuit het jaar 1679 naar 1697, waarbij ze de geschiedenis van de twee weesmeisjes vertelt.
Wouda laat met
Roeien naar de Volewijck
zien dat ze haar geschiedenis kent. Niet alleen de beschrijvingen van de plaatsen Haarlem en Amsterdam tonen kennis, ook diverse schrijvers (Vondel) en verhalen als Don Quichot en Sanche, in
Roeien naar de Volewijck
zijn terug te leiden tot eind 17
e
eeuw. Daarbij komt de rol van
Vier Heemskinderen
het verhaal ten goede. Wouda speelt met het verhaal en het boek, waardoor ze haar eigen verhaal diepgang meegeeft. Ook de goedgevonden beschrijving van het gekkenhuis is passend en heeft meerwaarde voor het verhaal.
Helaas ademt het boek geen echte geschiedenis. Mare en Flora, de twee protagonisten in het verhaal, leven in de 17
e
eeuw, maar hun leven zou ook nu geleefd kunnen worden. Verhaalelementen, zoals het leven in het weeshuis, wijzen naar de 17
e
eeuw, maar andere verhaallijnen, zoals de zoektocht naar Thomas, zijn niet typerend voor de 17
e
eeuw. Daarmee lijkt het boek mooi en toegankelijk te worden, maar mist het écht pure geschiedenis. De toevoeging van het suspenseverhaal rondom zoon Thomas lijkt wel goed gevonden: Wouda combineert geschiedenis met spanning en maakt daarmee een verhaal dat niet alleen leert over de geschiedenis, maar ook spannend wordt. Tot het einde weet Wouda de vraag of Thomas gevonden wordt onbeantwoord te laten en daarmee nodigt ze de lezer uit tot het lezen van het gehele boek.
Wouda beschrijft dat de lezer met Flora en Mare met twee heel diverse meiden te maken heeft, maar weet deze verschillen niet echt tot leven te brengen. Als lezer voel je de verschillen zeer zeker niet, het is dat de meiden het zelf verwoorden:
“Het deel dat genoeg lef had, dat meer als Mare was.”
Mare en Flora blijven daarmee helaas twee weesmeisjes, zonder echte diepgang.
Waar
Roeien naar de Volewijck
tot ver over de helft gesierd wordt door gedetailleerde beschrijvingen en aantrekkelijk taalgebruik, neemt in het laatste deel de haast toe. Waar Wouda tot dan toe de rust neemt het verhaal te vertellen, met daarbij alle emoties en gevoelens van de personages, slaat ze in de laatste hoofdstukken van het boek betrekkelijk grote perioden in de tijd over en schenkt ze minder aandacht aan de gevoelens; de gebeurtenissen nemen de overhand. Helaas doet het einde hierdoor afgeraffeld en ietwat wonderlijk aan. Jammer, want tot dan toe is het verhaal aantrekkelijk.
Roeien naar de Volewijck
, Wouda’s eerste roman voor volwassenen, onderhoudt, is aantrekkelijk, maar haalt het niveau van een écht goede geschiedenisroman niet.
Deze recensie is geschreven door Marloes Otten. Docente Nederlands op een school in Meppel, waar ze les geeft aan leerlingen uit de onderbouw van de havo, de mavo en het vwo. Marloes is een echte boekenwurm: van Mulisch tot Hertmans, van Lewinsky tot Williams: je maakt haar met van alles blij.
Roeien naar de Volewijck / Suzanne Wouda / Ambo/Anthos / 330 bladzijden / ISBN: 9789026333934