Wat hebben

Grip

van Stephan Enter,

Mont Blanc

van Edzard Mik en

Nooit meer slapen

van Willem Frederik Hermans met elkaar gemeen? De setting is op duizenden meters hoogte. Dat is de voornaamste overeenkomst tussen deze drie romans die tezamen een substantiële toevoeging zijn aan de gebergteliteratuur. Elk boek echter op zijn eigen manier.

Waarom leg ik deze drie boeken naast elkaar? Allereerst omdat elk boek zijn eigen charme heeft, maar ook om aan te tonen dat boeken over bergen en klimmen niet per se op elkaar hoeven lijken, omdat het over bergbeklimmen of onderzoek op grote hoogte gaat. Deze boeken hebben meer met elkaar gemeen dan men op het eerste gezicht verwacht, maar verschillen wel degelijk. Elk boek blinkt uit in bepaalde karakteristieken.


Grip

van Enter is een roman die stilistisch gezien enorm geslaagd is. De stijl is fris en levendig. “De zon, over Het Kanaal meegereisd, had het grootste deel van de wolken weer afgeschud.” Twee van de hoofdpersonen, Paul en Vincent zijn op weg naar Wales om hun klimvrienden Lotte en Martin te ontmoeten. In 1987, toen zij met z’n vieren gingen klimmen op de Lofoten in Noord-Noorwegen, is daar iets gruwelijk misgegaan. Grip hebben de personages nooit op die gebeurtenis gekregen, noch op hun verdere leven. Dat werkt Enter tot in de details uit. Niet dat fatale moment, maar de relaties tussen de vier personen staat centraal. In elke relatie is er frictie en Enter geeft dat weer met een subliem gevoel voor stijl. Zo denkt Paul over Vincent: “Maar misschien (…) was hij gewoon legenden van Whymper en anderen aan het navertellen, aangelengd met een scheutje authentieke zelfspot.”

Frictie vinden we eveneens in

Mont Blanc

van Mik in de relatie tussen de vader, Hugo, en zoon, Ruben. Hugo is verantwoordelijk voor de dood van zijn neefje, waardoor hij geen contact meer heeft met zijn zus, Ruben is een van de succesvolste bergbeklimmers met zes toppen op zijn naam. Die Hugo heeft overigens meer problemen met mensen: hij en zijn hypochondrische moeder liggen elkaar niet goed. En hij kan het niet vinden met de vrouw van Ruben. Eigenlijk is Hugo een vervelende man die veel aan zichzelf denkt. Zijn vriendin Suze heeft hij nog niet voorgesteld aan zijn moeder wiens leven langzaam aan het wegsijpelen is. Nooit is het zijn schuld als er iets misgaat: “Hij [Ruben, OA] was toch enigszins verknoeid, door zijn moeder en haar niet-aflatend moralisme, dat als zand in alle kieren van zijn geest was binnengedrongen en hem was gaan hinderen, veel meer dan verwachtingen die ik jegens hem zou hebben gekoesterd.” Zou hebben, want papa Hugo was er niet, omdat hij rond lag te neuken.

Die beschrijving is trefzeker, maar zeer duidelijk gekleurd. Hugo denkt dat zijn zoon hem neer wil halen met zijn roman In ijle lucht, omdat daar verschillende feiten verdraaid worden omtrent de dood van het neefje. Hugo is te egocentrisch om te zien dat hij juist wordt opgehemeld door zijn zoon, zoals Gabi, het neukertje van zijn zoon (hij heeft het niet van een vreemde), terecht opmerkt.

Mik werkt het personage Hugo zo goed uit, dat hij haast karikaturaal wordt.

Mont Blanc

is net als

Grip

een stilistisch hoogstandje met duidelijke gelaagdheid. Hugo weet het altijd beter: “Afscheid van een verslaving voelt altijd leeg. Dan krijgt de leegte eindelijk kans zich voluit te laten gelden.” Zo voelt zijn leven ook als hij zich bindt aan Suze: zijn verslaving is aan banden gelegd.


Nooit meer slapen

eindigt evenzo: de verslaving van hoofdpersoon Alfred Issendorf, het zoeken naar meteorietinslagen in Noord-Noorwegen, eindigt desastreus (dit is geen spoiler, want het hangt als een donderwolk boven Issendorf). Hij vindt geen bewijs en al het onderzoek is voor niets geweest. Zijn leven blijkt een leeg bestaan dat geen zin kan krijgen. Daaraan gaan vele organisatorische en praktische fouten aan vooraf: de luchtkaarten die Alfred nodig heeft voor zijn onderzoek blijken reeds uitgeleend aan zijn reisgenoot Qvigstad, zijn kampeervermogens blijken niet goed te zijn. Allemaal ellende voor die jongen.

Het gedachtegoed achter deze roman is groots en deprimerend. Alfred is exemplarisch voor de nietige mens die niet slaagt in het leven. Het leven blijkt leeg te zijn en er kan niets aan veranderd worden. Hermans heeft met

Nooit meer slapen

een van de belangrijkste romans uit de Nederlandse literatuur afgeleverd, ten eerste vanwege die thematiek, ten tweede vanwege de stijl die ermee correspondeert: sober, ironisch en soms mysterieus. Al is het maar vanwege de beroemde openingszin “De portier is een invalide.”

In deze drie romans staan de relaties centraal. Bij

Grip

en

Mont Blanc

heb ik dat reeds beargumenteerd, bij

Nooit meer slapen

is dat eveneens aan de orde: de verhouding tussen de reisgenoten is penibel, omdat Alfred continu wantrouwig is ten opzichte van onder andere Arne, degene met wie hij in de tent slaapt.


Nooit meer slapen

is in zekere zin minder een bergroman, omdat het beklimmen van bergen totaal niet aan de orde is in dit boek. Toch speelt het zich af in het koude Noorwegen op zoveel duizend meter hoogte. Het was daarom mijns inziens een belangrijke component van deze recensie.

Elk van deze drie boeken heeft zijn eigen charme:

Grip

is m.i. stilistisch het best geschreven,

Mont Blanc

bevat een knap staaltje onbetrouwbaarheid van de auteur en een interessant spel met fictieve teksten (het motto van het boek is een citaat uit In ijle lucht) en Nooit meer slapen blijft een fantastisch, tijdloos relaas van een gedoemd individu. Tezamen vormen ze wat mij betreft een bergtop in de klimmersliteratuur.

Deze recensie is geschreven door Obe Alkema, 20 jaar, student Nederlands te Groningen.

Grip / Stephan Enter / Uitgeverij G. A. van Oorschot / 2012 / 186 pag. / ISBN 9789028241787

Mont Blanc / Edzard Mik / Uitgeverij De Bezig Bij / 2012 / 304 pag. / ISBN 9789023469681

Nooit meer slapen / Willem Frederik Hermans / Uitgeverij De Bezige Bij / eerste publicatie 1966 – meest recente uitgave 2013 / ISBN 9789023478317